12 maart 2025

Geen verdienvermogen zonder verbiedvermogen

Het wordt tijd dat werkgeversorganisaties en beleidsmakers concrete werkwijzen ontwikkelen om selectieve economische groei in de praktijk te realiseren. Dat is noodzakelijk om de robuustheid van de Nederlandse economie op langere termijn te verankeren, blogt René Buck.

Regelmatig ga ik naar onze vestigingen in Azië en de Verenigde Staten en bezoek ik samen met onze lokale collega's interessante bedrijven met internationale expansie- en locatiekeuzeplannen. Elke keer ben ik weer onder de indruk van het technologisch vermogen van bedrijven in velerlei sectoren, het enthousiaste ondernemerschap, gekoppeld aan de wil om succesvol op het internationale toneel te figureren, maar ook van de economische daadkracht van nationale en regionale overheden in andere regio's in de wereld. Anders gezegd, je komt als Nederlander, trots op de eigen innovatieve en hoogtechnologische bedrijvigheid, telkens een stuk bescheidener terug.

Debat over verdienvermogen

Tegen die achtergrond las ik het conceptverslag van de Tweede Kamercommissie voor Economische Zaken, die op 13 februari vier uur lang debatteerde met verantwoordelijk minister Dirk Beljaarts (PW) over het Verdienvermogen van Nederland. Van dat woordelijke verslag word je echt niet vrolijk. Van de hak op de tak springend, eigen politieke stokpaardjes berijdend en elkaar vliegen afvangend gingen de aanwezige negen Tweede Kamerleden in op AI, opleidingen, China, campussen, chiptechnologie, agrarische sector, scale-ups, netcongestie, regelgeving en nog pakweg twintig andere onderwerpen.

Natuurlijk hebben coalitie- en oppositiepartijen ook gemeenschappelijke wensen: steun voor hoogproductieve sectoren, minder overbodige regelgeving, versterken van het innovatievermogen van het midden- en kleinbedrijf, snel oplossingen zoeken voor netcongestie. Ook veel gehoord: 'Welke economie willen we zijn, we moeten kiezen met het oog op personeelskrapte, gebrek aan fysieke en stikstofruimte, woonproblematiek van arbeids- en kennismigranten en netcongestieproblemen'. Maar wat dan precies te kiezen en hoe dan?

Aan het concept van selectieve economische groei wordt veel lippendienst bewezen, maar hoe dit te realiseren blijft onduidelijk. De bijdragen van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050, president van De Nederlandsche Bank Klaas Knot en de door mij gewaardeerde columnisten Marike Stellinga (NRC Handelsblad) en Mathijs Bouman (het FD) blijven merendeels steken in het onderstrepen van belang van selectiviteit, maar de route daarnaartoe blijft mistig. Dat plan heb ik ook niet klaar liggen, maar laat ik een eerste poging doen.

Nationaal niveau

Op nationaal niveau zie ik de regering niet snel complete sectoren verbieden. Vaak worden als voorbeelden genoemd slachthuizen, de agrarische sector en transport & logistiek. In die laatste twee sectoren zitten zowel hoogproductieve als laagproductieve subsectoren. Bovendien zijn het door de regering geselecteerde topsectoren, die bepalend worden geacht voor het toekomstige verdienvermogen van Nederland. Overigens is de door velen als weinig hoogwaardig aangemerkte transportsector ook simpelweg nodig om schappen in winkels te vullen, bouwplaatsen te voorzien van materialen en ziekenhuizen te bevoorraden.

Ruimtelijke ordening

Er zijn drie niveaus waarop wel kan worden gewerkt aan selectiviteit. Het eerste is ruimtelijke ordening. Met de nieuwe Nota Ruimte in de steigers zal duidelijk worden dat niet alle ruimteclaims kunnen worden gerealiseerd in datzelfde Nederland. Vooral op provinciaal niveau zal er moeten worden gekozen. Onontkoombaar resultaat zal (moeten) zijn dat een deel van de landbouwgrond wordt ingezet voor nieuwe woonwijken, ruimte voor energietransitie en nieuwe bedrijfslocaties (parallel aan de intensivering en herontwikkeling van bestaande bedrijfslocaties).

Arbeidsmigranten

In sommige sectoren, zoals de agrarische sector en de logistiek, zijn honderdduizenden arbeidsmigranten werkzaam. In sommige bedrijven tegen middeleeuwse arbeidsvoorwaarden, zoals een te laag loon, geen additionele uitbetaling bij overwerk en onveilige werkplekken. Bij een fiks aantal bedrijven is ook weinig aandacht voor schrijnende, maar door ingehuurde, schimmige uitzendbureaus verplichte woonomstandigheden. 'Dat verdienmodel moet kapot', zei minister voor Sociale Zaken Eddy van Hijum (NSC) onlangs en hij heeft groot gelijk. Alleen scherpe controles en met meer mensen uitgebreide inspectie-organisaties helpen, met forse boetes bij overtredingen. Niettemin ligt hier de bal ook bij overheden: het is een gezamenlijke taak voor overheden en werkgevers om adequate woonhuisvesting te realiseren voor arbeidsmigranten. Zonder die huidige één miljoen arbeidsmigranten redt onze economie het simpelweg niet. Veel goedwillende werkgevers in de logistieke sector lopen tegen een muur van regelgeving en maatschappelijke weerstand als ze wel passende migrantenhuisvesting willen realiseren.

Gronduitgifte

Het derde niveau is gronduitgifte. In toenemende mate hanteren gemeenten en provincies regionale meerwaarde voor uitgifte van (nieuwe) kavels, bijvoorbeeld voor grootschalige logistiek. Denk aan regionale binding van bedrijven en ketenbinding, zoals logistiek ten behoeve van hightech-maakindustrie. Maar denk ook aan gebruik van binnenvaart- en spoorterminals en zorg voor personeel. Oftewel aandacht voor goede werkomstandigheden in de warehouses en gegarandeerde woonhuisvesting voor arbeidsmigranten. Gemeenten experimenteren met puntensystemen om gegadigden te kunnen rangschikken. Toch blijft het lastig om objectief te blijven, een goede balans te vinden tussen uiteenlopende criteria en juridisch houdbare besluiten te nemen.

Het wordt tijd dat werkgeversorganisaties en beleidsmakers concrete werkwijzen ontwikkelen om selectiviteit in de praktijk te realiseren. Dat is een route met flink wat maatschappelijke weerstand en juridische valkuilen, maar noodzakelijk om de robuustheid van de Nederlandse economie op langere termijn te verankeren. 
Samengevat: verdienvermogen kan niet zonder verbiedvermogen.

Gerelateerde contactpersonen